Verhaal

Voorkennis | Paul Brinkman: “Binnen vier uur was de eerste noodopvang operationeel”

In deze blogserie neemt een praktijkexpert uit de veiligheidsbranche ons mee in persoonlijke ervaringen waarbij data een belangrijke rol speelde. Hoe noodzakelijk was de uit data verkregen informatie voor de directe uitvoering van het werk? Welke belangrijke inzichten leverde het op om succesvol te kunnen handelen? En hoe voelde hij of zij zich gesterkt door die data? Met in deze aflevering de ervaringen van Paul Brinkman, Crisismanager en Algemeen Commandant Bevolkingszorg bij de gemeente Rotterdam.

Verwachte leestijd: 6 minuten

Paul zou niet misstaan in een commercial van Bever. In zijn vrije tijd zoekt hij het liefst de buitenlucht op om te kitesurfen, mountainbiken, skiën, suppen of zeilen. Stilzitten is niet aan hem besteed: “Nee, daar ben ik heel slecht in. Ook binnen crisismanagement is stilzitten er weinig bij geweest de afgelopen twee jaar.”

Vanuit je functie ben je de afgelopen twee jaar betrokken geweest bij de coronacrisis en nu bij de Oekraïnecrisis. Welke inzichten heb je tijdens de coronacrisis opgedaan die ook heel waardevol zijn in de Oekraïnecrisis?

“Het ‘mooie’ van zo’n crisis is dat je de organisatie rondom de crisis in brede zin snel leert kennen. In normale omstandigheden doe je daar vaak heel lang over. Nu wordt je eigenlijk gedwongen om zó nauw met elkaar samen te werken, dat je binnen no time een enorme uitbreiding van je netwerk hebt. Ook heb ik gemerkt hoe veerkrachtig alle betrokken organisaties in Rotterdam zijn. Het was een openbaring om te zien hoe snel je met elkaar dingen kan aanpakken, in zowel de coronacrisis als de Oekraïnecrisis. Dat is heel tof.”

Heb je in de Oekraïnecrisis ook wat aan het netwerk dat je tijdens de coronacrisis hebt opgebouwd?

“Ja, enorm. Je bouwt natuurlijk een netwerk op met de Veiligheidsregio, de politie, de Gezamenlijke Brandweer, maar ook met de GHOR en de gemeentes. Doordat je in dat netwerk acteert, zie je ook heel snel wat je in een andere situatie aan bepaalde mensen kan hebben. Of dat bepaalde mensen jou heel snel op weg kunnen helpen met het juiste contact binnen een organisatie. We hebben het Actiecentrum Bevolkingszorg goed op de kaart kunnen krijgen tijdens de coronacrisis. Daar hebben we veel profijt van. Anderen weten ons snel te vinden en wij worden goed meegenomen.”

Het opstarten van de vluchtelingenopvang voor Oekraïners was lastiger geweest als de coronacrisis niet aan de Oekraïnecrisis vooraf was gegaan, legt Paul uit. “Ik zie toch dat de usual suspects altijd met dit soort vraagstukken bezig zijn. Die weten elkaar op zo’n moment heel snel te vinden. Daardoor konden we snel schakelen. Het is heel bijzonder dat je op dinsdagavond een telefoontje krijgt van de minister met de vraag of we in Rotterdam de eerste noodopvang willen tackelen, en dat je vier uur later operationeel bent.”

Hoe ging dat, die dinsdagavond?

“We zaten nog in een soort scenariosessie rondom de situatie in Oekraïne en probeerden een beeld te krijgen van wat er op ons af kwam. Toen werd ik gebeld door het ministerie van Justitie en Veiligheid. Rotterdam was samen met drie andere gemeenten door de minister aangewezen om met de vluchtelingenopvang aan de slag te gaan. In de planningstaf hebben we met elkaar afgesproken een soort stille alarmering uit te laten gaan om de zaak op te bouwen. Binnen de kortste keren waren er ontzettend veel mensen gemobiliseerd en was er een CoPI op locatie. Brandweermannen sleutelden bedjes in elkaar, mensen van de gemeente deden boodschappen bij de Ikea, de politie bereidde de zaak voor op veiligheidsvlak. Binnen vier uur stond eigenlijk alles. Dat was heel mooi om te zien. Daarbij hielp het dat we als gemeente konden aansluiten op het lopende programma om de nodige opvang voor asielzoekers en statushouders te regelen.”

Kun je wat meer vertellen over dat programma en hoe het heeft geholpen Oekraïense vluchtelingen op te vangen?

“We hadden al langer een opgave liggen om statushouders ook een plek te geven. Samen met de Veiligheidsregio is daar een grote stap in gemaakt door een aantal hotelschepen deze kant op te halen, en in andere regiogemeenten is dat ook op een bepaalde manier vormgegeven. Die structuur hebben we gebruikt om ook voor Oekraïners in snel tempo nieuwe plekken te realiseren. Daarbij is afgesproken vluchtelingen zo kort mogelijk in sporthallen op te vangen en waar mogelijk meteen door te laten stromen naar andere locaties. Er is een poosje gekozen voor hotels, maar dat is natuurlijk ook geen langdurige oplossing. Vervolgens ga je met elkaar bouwen. Welke locaties zijn voor langere tijd beschikbaar? Welke locaties zijn geschikt voor bepaalde doelgroepen? Zo ga je samen die puzzel leggen om zoveel mogelijk mensen snel een dak boven hun hoofd te bieden. Inmiddels vangen we bijna 2800 mensen op in de gemeenteopvang en een kleine 1900 mensen in de particuliere opvang.”

Waar ben je tegenaan gelopen tijdens de realisatie van die vluchtelingenopvang?

“In het begin probeer je zoveel mogelijk mensen uit die sporthallen weg te krijgen en op andere locaties te plaatsen. Maar naarmate de crisis langer duurt moet je ook gaan kijken of locaties geschikt zijn voor bepaalde mensen. Hoe ga je bijvoorbeeld mindervalide mensen of mensen met intensieve zorg huisvesten? Daarbij is het fijn dat we in het systeem dat MIC heeft gebouwd kunnen zien welke locaties beschikbaar zijn en of ze geschikt zijn voor bepaalde doelgroepen. Naarmate zo’n crisis duurt gaat alles steeds meer z’n plekje vinden, maar dat is in het begin echt wel zoeken. Ook lopen we bij de langdurige huisvesting van vluchtelingen tegen de krapte op de woningmarkt aan. Er valt weinig te bouwen, en er is heel weinig beschikbaar. Transformaties van kantoren en oude gebouwen kunnen daarin een uitkomst bieden.”

Je noemde het systeem dat MIC heeft gebouwd. MIC heeft een dashboard ontwikkeld waar onder meer de opvanglocaties en hun bezetting in te zien zijn. Heb je daar veel aan gehad?

“Het heeft veel werk uit handen genomen. Zeker in de beginfase hadden wij bij Bevolkingszorg op verschillende tv’s informatie staan. Dan wordt dit opgeleverd, dat moet daar naartoe, enzovoort. Dat is heel lastig. Nu krijgen we via het dashboard heel makkelijk inzichtelijk waar er potentieel plek is. De gemeente is en blijft verantwoordelijk voor het plaatsingsproces, dus op het moment dat we in het dashboard zien dat er ergens plek is stemmen we een eventuele plaatsing nog steeds met de betreffende gemeente af door deze te bellen. Maar omdat de meeste informatie netjes in het dashboard staat, ben je eigenlijk vijf stappen sneller dan wanneer je tientallen lijstjes moet doorspitten.”

“Natuurlijk heeft het systeem kinderziektes en natuurlijk moet je er continu aan werken om de informatie met elkaar scherp te krijgen. Je bent afhankelijk van de informatie die je vanuit gemeenten aangereikt krijgt en soms moet je daar achteraan. Men vindt ons af en toe lastig, omdat we regelmatig vragen of alle informatie compleet en actueel is. Maar als we dat systeem niet als leidraad hadden gehad, dan hadden we complete chaos gehad en tussen allerlei Excelsheets gezeten, streepjes moeten zetten, en tellingslijstjes moeten bijhouden om de zaken op orde te krijgen.”

Paul sluit af: “Ik denk dat we enorm trots met elkaar kunnen terugkijken op de afgelopen periode waarin verschillende disciplines ontzettend veel werk hebben verzet. Het is heel tof om daar een klein onderdeeltje van te mogen zijn. Dan zie je eigenlijk pas hoe goed we zijn in het bestrijden van een crisis.”

 

Deel dit artikel

Deze website maakt gebruik van cookies
We gebruiken cookies voor de werking van deze website, om functies voor social media te bieden en om ons websiteverkeer te analyseren. Pas hieronder je voorkeuren aan en klik vervolgens op OK om akkoord te gaan met deze cookies.

Cookie settings