Verhaal

Voorkennis | Aart de Ruiter: “Als je weet van elkaars belangen, dan heb je meer begrip voor elkaar”

In deze blogserie neemt een praktijkexpert uit de veiligheidsbranche ons mee in persoonlijke ervaringen waarbij data een belangrijke rol speelde. Hoe noodzakelijk was de uit data verkregen informatie voor de directe uitvoering van het werk? Welke belangrijke inzichten leverde het op om succesvol te kunnen handelen? En hoe voelde hij of zij zich gesterkt door die data? Met in deze aflevering de ervaringen van Aart de Ruiter, Algemeen Leider en Officier van Dienst Rail bij ProRail.

Verwachte leestijd: 7 minuten

Na een hartelijk ontvangst geeft Aart een rondleiding in de locatie voor incidentenbestrijding aan de Berkenwoudestraat te Rotterdam. Wanneer we de trap aflopen komen we langs een canvas waarvan niet meteen duidelijk is wat het precies afbeeldt. In de enorme massa verwrongen metaal is nauwelijks meer iets van de frontaal op elkaar gebotste treinen te herkennen. In zijn tijd bij het spoor heeft Aart het nodige gezien. Zonder blikken of blozen laat hij de middelen en instrumenten zien waarmee treinen gereinigd worden na een aanrijding met een persoon. Maar helemaal in de koude kleren zit het hem niet: “Een paar incidenten blijven je altijd bij, dat zijn krassen op je ziel.” Toch is hij van zijn 18e tot zijn pensioen bij het spoor gebleven. Hij begon als rangeerder bij de Waalhaven in Rotterdam, was achtereenvolgens machinist, perronopzichter en verkeersleider, en werkte tot slot 23 jaar als Algemeen Leider en Officier van Dienst Rail bij ProRail.

Multidisciplinaire samenwerking

Bij incidenten op het spoor werkt Aart regelmatig samen met overheidshulpdiensten, zoals brandweer en politie. Twee zaken zijn daarbij heel belangrijk: eenduidige communicatie en gezamenlijke oefeningen. “In de informatie-uitwisseling bij grote treinongevallen is het gebruik van de juiste termen cruciaal”, benadrukt Aart. Om hulpverleners bij incidenten op het spoor veilig te kunnen laten werken dienen treinen soms vaart te minderen of moet het treinverkeer helemaal worden gestaakt. Door verouderde of onjuiste terminologie worden hulpverleners nog wel eens verrast door een aanstormende trein.

“Er is bij de hulpdiensten lang gedacht dat er geen treinen rijden als je ‘ruim uitschakelt’”, licht Aart toe. “Ruim uitschakelen betekent de spanning van de bovenleiding afhalen, zodat er geen treinen rijden op de plek van het incident. Maar we hebben natuurlijk ook dieseltreinen, die geen spanning nodig hebben om te rijden. Dus als je niet wil dat er treinen rijden moet het treinverkeer worden gestaakt.” Ook wordt er nog regelmatig gesproken van een ‘lastgeving’, een opdracht aan de machinist om op een bepaald deel van het traject snelheid te verminderen in verband met hulpverlening. Sinds de invoering van de Spoorwegwet in 2005 heet dit echter een ‘aanwijzing’. Aart lacht. “Soms gaan de onjuiste dingen er heel moeilijk uit en komen de juiste dingen er moeilijk in”, besluit hij.

Daarom is Aart groot voorstander van gezamenlijke oefeningen met de hulpdiensten. Niet alleen zodat iedereen de juiste termen gebruikt, maar ook om beter op elkaar ingespeeld te raken en te blijven. “Voor Rotterdam CS hebben we onder andere samen met Gina Mitchell van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de politie een incidentbestrijdingsplan gemaakt om in de eerste twintig minuten snel de juiste telefoonnummers en de juiste persoon op de juiste plek te krijgen”, vertelt hij. “We hebben dat plan zo gemaakt dat het geen boekwerk is, want een boekwerk belandt in de la en zie je nooit meer. Maar zelfs dan is het nog lastig om dat te onderhouden. Dat moet je veel oefenen, misschien wel maandelijks. Tegenwoordig kun je heel mooie oefeningen gewoon online of telefonisch opstarten. Ik denk dat het belangrijk is om in die samenwerking meer tijd te steken.”

Ook werkt hij veel aan de relatie met de politie: “Met Forensisch Onderzoek doe ik veel oefeningen, gewoon om elkaar te leren kennen. Ik ben bijvoorbeeld heel direct. Sommige mensen vinden dat lastig, maar als je elkaar kent dan kun je dat beter plaatsen. Het is belangrijk dat OvD-Rail’s die dat inzicht hebben de contacten onderhouden in de regio en dat blijven stimuleren.” Daarnaast helpen oefeningen om meer inzicht in elkaars professionele belangen te krijgen. In de samenwerking met de politie lijken die wel eens te schuren, bijvoorbeeld in geval van een aanrijding met een persoon. Aan de ene kant wil de politie het onderzoek zo secuur mogelijk uitvoeren, aan de andere kant wil ProRail dat het treinverkeer zo snel mogelijk wordt hervat.

“Er wordt wel eens gezegd: jullie enige belang is dat die treinen rijden”, vertelt Aart. Dat ligt een stuk genuanceerder, legt hij uit. “Wij willen natuurlijk zorgen dat hulpverleners zorgvuldig kunnen werken, maar we willen ook graag dat het snel gebeurt om verdere incidenten te voorkomen. Als bijvoorbeeld de treinen tussen Rotterdam Centraal en Lombardijen – een grote verkeersader – niet rijden, dan heb je mogelijk ook een openbare-ordeprobleem op Rotterdam Centraal. Daar stropen al die treinen op en staan dan opeens honderden reizigers.” Hij vervolgt: “Ik snap dat de politie de nodige tijd neemt om het onderzoek goed uit te voeren. Soms lijkt er sprake van suïcide, maar zijn er ook aanwijzingen die andere scenario’s niet uitsluiten.” Dan helpt het als een OvD-Rail weet wat hij of zij kan verwachten en indien nodig alternatief vervoer kan regelen. Aart: “Als je weet van elkaar belangen, dan heb je meer begrip voor elkaar.”

C2000

Ter bevordering van de communicatie met de hulpdiensten heeft Aart samen met Arie Hellewegen van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond het portocommunicatiesysteem C2000 landelijk uitgerold. “Onze organisatie is landelijk, dus ik kan zo gepiept worden om een incident in Zuid-Limburg af te handelen”, legt hij uit. Hij rijdt daar dan zelf niet heen vanuit Rotterdam, maar zorgt met behulp van C2000 dat alles geregeld is voor zijn collega die wel ter plaatse gaat zodat deze niet in de auto hoeft te bellen. Aart verduidelijkt: “Ik leg contact met de meldkamer van Zuid-Limburg en geef aan dat ik gekoppeld wil worden aan het incident, zodat ik meteen met de Officier van Dienst van dat incident kan praten.”

Dat had nog wat voeten in de aarde. “Wij waren eerst tijdelijk gelieerd onder een pilot van twee jaar. Daarna wilde ik het op dezelfde wijze uitrollen als in andere regio’s, maar daarvoor moesten we officieel gelieerd zijn. Toen dat na ruim een half jaar voor elkaar was begon er bij sommige OvD-Rail’s wat weerstand te komen. Je praat met mensen buiten je eigen club, dus daar zat een beetje angst bij. En het is ook een kwestie van gewenning. We moesten in nummers gaan praten terwijl we onderling nonchalanter zijn en elkaar bij de naam noemen. Daarnaast komt er een extra portofoon bij, want we hebben ook nog onze eigen porto’s. Dus ik snap dat wel, maar uiteindelijk maakt het de communicatie tussen ons en de overheidshulpdiensten een stuk makkelijker.”

 Regionale kennis

“Als ProRail zitten we nu in een turbulente tijd”, vertelt Aart. “Op de posten van treinverkeersleiders is al enige tijd te weinig personeel. Dat komt onder andere door het beeld dat we dadelijk misschien maar één post hebben: Utrecht. Tegenwoordig kun je met computers heel Nederland besturen vanuit Utrecht. Vroeger hadden we misschien wel 60 posten, nu hebben we er geloof ik nog maar 18. Daarnaast wil de organisatie zo veel mogelijk centraal regelen, dus gaat een OvD-Rail zijn werkzaamheden op afstand uitvoeren op het commandocentrum in Utrecht.”

Die centralisatie neemt ook uitdagingen met zich mee. Aart denkt dat het des te belangrijker is om die banden met de overheidshulpdiensten warm te houden: “Nu komen we elkaar nog tegen, maar dat zal dan veel minder worden.” Ook is hij van mening dat regionale kennis ingezet moet blijven worden omdat het de veiligheid ten goede komt. Hij legt uit: “Je ziet bijvoorbeeld dat hulpverleners bij een incident op het spoor van verschillende kanten aan komen rijden. Als er dan niet goed gecommuniceerd is over het wel of niet stilleggen van het treinverkeer, dan krijg je hartstikke onveilige situaties. Het is voor diegene die in Utrecht zit heel moeilijk om de situatie in bijvoorbeeld Barendrecht in te schatten op basis van een schematische tekening. Iemand uit de regio kan dat veel makkelijker.”

Hierin ziet Aart een rol voor de Veiligheidsregio en MIC: “Als we toch die stap naar centralisatie maken, dan zou het goed zijn dat de Veiligheidsregio monitort wat voor incidenten er plaatsvinden en hoe die zijn verlopen. Hulpverleners moeten kunnen aangeven dat ze bij een incident op het spoor zijn geweest en waar ze tegenaan zijn gelopen. Zijn hulpverleners tijdens een incident op het spoor nog zaken tegengekomen die ze niet verwacht hadden? Gezien de veranderingen bij ProRail zou het slim zijn de informatie die bestaat makkelijker met elkaar te delen. En als OvD-Rail hoeven we niet alles tot in detail te weten, maar een globaal beeld is soms wel handig om te zorgen dat we er niet nog meer incidenten bijkrijgen.”

Deel dit artikel

Deze website maakt gebruik van cookies
We gebruiken cookies voor de werking van deze website, om functies voor social media te bieden en om ons websiteverkeer te analyseren. Pas hieronder je voorkeuren aan en klik vervolgens op OK om akkoord te gaan met deze cookies.

Cookie settings