Op de vraag of data belangrijk is in de dagelijkse werkzaamheden, antwoordt Maurice volmondig ‘ja’: “Data is alles. In de wereld van veiligheid is het evalueren met en leren van elkaar cruciaal. Je moet het zo zien: bij een incident gaat er iets fout in maatschappelijke zin. Alles wat we bedacht hebben om een incident te voorkomen heeft op dat moment gefaald. Daar stuur je dan een hulpdienst op af. Om een juiste inschatting te maken van de situatie is informatie – zo valide mogelijk – ontzettend belangrijk. Je wilt weten: ‘Waar kom ik dadelijk terecht?’, ‘In hoeverre tast dat mijn eigen veiligheid aan?’, ‘Ben ik met de juiste middelen onderweg?’, ‘Heb ik de juiste kennis en expertise ter plaatse?’, ‘Moet ik opschalen?’. Allemaal overwegingen die een hulpverlener door zijn hoofd laat spinnen op het moment dat hij gealarmeerd wordt voor een incident. Zonder informatie kun je niet optreden, dan werk je vanuit een zwart gat”.
Het kantelpunt zit hem volgens Maurice op het moment waarop je als brandweer extra risico moet nemen: het moment dat andere mensen in direct gevaar zijn. “Dat je in ‘the heat of the moment’ moet besluiten of jij deze mensen in veiligheid kunt brengen. Stel je voor dat je voor een brandend gebouw staat; je wilt dan graag exact weten of en hoeveel mensen er zich in dat gebouw bevinden. Maar in de praktijk is die informatie vaak halfslachtig. ‘Is er nog iemand binnen?’. ‘Ja, weet ik niet…’. Dat is natuurlijk ook informatie, maar wel halve informatie. Het maakt dat je wellicht een bepaald risico gaat nemen dat achteraf niet nodig bleek. Want bij het vermoeden dat er mogelijk iemand binnen is, neem je toch extra risico om zelf die informatie bevestigd te krijgen. Bijvoorbeeld door een verkenning in het brandende gebouw uit te voeren of een inzet te doen. Om vervolgens misschien te concluderen dat er niemand aanwezig was. Uiteraard gaan we nooit als een ‘blind paard’ naar binnen, we doen het weloverwogen. Maar het is bijzonder dat het zo nog moet, in dit tijdperk van informatie waarin de data vast wel ergens ligt. Dan moeten wij daar als brandweer toch bij kunnen? Nu is de informatie nog vrij summier”.
‘Bij vermoeden dat er mogelijk iemand binnen is, neem je als brandweer toch extra risico’
Maurice denkt bijvoorbeeld aan informatie door data over complexe gebouwen. “Of een pand voorzien is van rookmelders en beschikbare plattegronden. Daarmee kun je heel snel zien waar en wat er aan de hand is en welke risico’s er spelen. Woedt er bijvoorbeeld een brand in zo’n pand en zijn mensen slecht ter been, dan geeft deze informatie een beeld waar je de mensen veilig kunt brengen om ze het incident te laten overleven. Maar het gaat ook over informatie over bijvoorbeeld auto’s: welke brandstof heeft een bepaalde auto, op welke plek je het veiligst een deel van de auto kunt verwijderen, op welk knopje je moet drukken om een elektrisch voertuig spanningsloos te maken. Dat soort informatie kan echt doorslaggevend zijn in het verloop van een incident”.
De vraag die rijst is op basis van welke data je kunt achterhalen of er zich mensen in een brandend pand bevinden. Maurice vertelt dat hij zich in zijn rol als kenniscoördinator en projectleider voor De Digitale Stad bezighoudt met ‘Smart buildings’. “We kennen allemaal de bekende routenavigatie voor in de auto. Toch moeten we ons als brandweer een weg banen door de rook in een brandend gebouw, ons proberen te oriënteren naar de plek van het ongeval, waar de mensen zitten. Hoe mooi zou het zijn als we een indoor route navigatie kunnen creëren, zodat we precies weten waar we moeten zijn? Dat is met voldoende data in principe mogelijk, maar daar is nog veel extra voor nodig. Het is een stap verder in de toekomst”.
‘Wil je in geval van een incident zo snel mogelijk terug naar normale toestand, dan heb je gewoon iedereen nodig’
Op de vraag wat op dít moment dan helpend is voor een verbeterde uitvoering van het werk door data, antwoordt Maurice als volgt: “Het zit hem voor nu vooral in de interpretatie en duiding van bepaalde informatie en data. Zo mag je volgens de AVG bijvoorbeeld niet exact noemen hoe iemand heet en waar hij zich bevindt, maar kan je aan de hand van gebouwinformatie wel heel dicht benáderen waar iemand is. Bijvoorbeeld door te tracken hoeveel koppen koffie er gedronken wordt, hoeveel liftbewegingen er zijn geweest in verhouding met de aanwezige temperatuur in bepaalde ruimtes, enzovoorts. Dan hoef je niet bij persoonlijke data van mensen te komen om toch informatie over eventuele aanwezigheid te verkrijgen”.
Incidenten zijn volgens Maurice al lang niet meer monodisciplinair, zeker niet in grootstedelijk gebied. “We werken als specialismes in kolommen. Iedereen een eigen taak: brandweer, politie, ambulance, havenbedrijven, douane, noem maar op. Als er een incident plaatsvindt, dan heb je al snel met andere partijen of gebieden te maken. Hoe sneller je met elkaar data uitwisselt, elkaar informeert, helpt en van de juiste informatie voorziet, hoe beter het incident verloopt: mensen zijn eerder gered, de situatie is sneller onder controle, er is minder schade, betere nazorg. En we doen er ervaring uit op: hoe kunnen we het de volgende keer beter doen? Crisisbestrijding moet echt een multidisciplinaire actie worden. Zoals je nu feitelijk al op straat ziet, waar veel wordt samengewerkt. Maar in aansturing zijn we op dit moment toch nog allemaal ‘eigen kennishouder’. Gek hè? Het is nu taak om al die verschillende data slim bij elkaar te krijgen”.
‘Op dit moment zijn we allemaal nog eigen kennishouder’
Een concreet voorbeeld van multidisciplinaire uitwisseling heeft Maurice wel. “Stel dat je nu als brandweer naar een incident toegaat, waar nog een extra vorm van dreiging is omdat iemand vuurwapengevaarlijk is. Op dit moment is nog niet standaard ingeregeld dat we elkaar daarvan op de hoogte brengen. Schijnbaar vinden we het nog best spannend om die data te delen met elkaar, natuurlijk ook vanwege geheimhoudingsplicht, de AVG en medisch beroepsgeheim. Maar het is zó belangrijk voor de mensen in het veld om waardevolle informatie te delen, zodat zij de juiste beslissingen kunnen nemen. En ook voor beleidsmakers om het juiste beleid te maken, met de juiste adviezen”.
Een mooi vergelijk ziet Maurice, wederom, in het navigatiesysteem. “Vergelijk het met bijvoorbeeld Google Maps of TomTom: deze informatiesystemen werken ook allang niet meer ‘op zichzelf’. Ze geven uiteraard de route, maar informeren ook over het weer (via buienradar); ze houden verkeersstromen en filevorming in de gaten en berekenen op basis daarvan snellere routes; ze geven informatie vanuit commercieel belang, zoals het dichtstbijzijnde tankstation of waar je lekker kunt eten. Al die informatie in één systeem, met als gevolg een veel waardevoller systeem waar je als gebruiker betere informatie uithaalt. Maar wel op ‘vraag-basis’: want zoek je als gebruiker geen restaurant, dan hoef je er ook niet naar te kijken. Maar het verschijnt wel heel snel op afroep. Zo moet het ook zijn bij incidentbestrijding: dat ik waardevolle informatie krijg van andere partijen die mijn beslissing op bepaalde fronten een stuk makkelijker en veiliger maakt!”.