Verhaal

Datagedreven | Paul van Dooren: “Met het complexer worden van ons werk, wordt goede informatie steeds noodzakelijker”

In deze blogserie maken we kennis met data-experts en hun kijk op de implementatie van data in de praktijk. Elke aflevering gaan we in gesprek met een data-professional uit de wereld van fysieke veiligheid. Hoe zien zij de toekomst van het werken met data in het werkveld? Welke kansen zijn er als het gaat om het slim samenbrengen van datastromen? En welke adviezen willen ze meegeven over het implementeren van data in de dagelijkse handelingen van hulpverleners? Met in deze aflevering de kijk van Paul van Dooren, Strategisch Adviseur bij Brandweer Brabant-Zuidoost en landelijk betrokken bij het initiatief Informatiegestuurde Incidentbestrijding – Brandweer (IGIB-B).

Verwachte leestijd: 5 minuten

Met zijn jarenlange ervaring als Brandweerofficier bij Brandweer Brabant-Zuidoost kan Paul van Dooren goed de vinger leggen op de essentie van goede informatie en het belang ervan voor het effectief en veilig voorkomen en bestrijden van incidenten: “Met het complexer worden van ons werk, wordt ook het beschikbaar hebben van informatie steeds noodzakelijker. Of het nu gaat om het bestrijden van incidenten in gebouwen, met voertuigen, rond gevaarlijke stoffen of op het water – incidenten worden complexer en daarmee ook gevaarlijker. Met een toenemende vraag naar kennis tot gevolg. Los van het feit dat het onmogelijk is om alle zaken te kennen, weten we ook dat het menselijk vermogen beperkt is om alle opgedane kennis paraat te houden. Én om die kennis in stresssituaties direct paraat te hebben en op de juiste manier toe weten te passen”.

Wat volgens Paul helpt is een situatie waarin er een systeem van informatievoorziening zou zijn, dat benut kan worden in crisissituaties: “Zo’n voorziening kan handelingsperspectief bieden, wat maakt dat we als brandweer effectiever en veiliger te werk kunnen gaan. Als mensen van een informatievoorziening – die meer in rust en op afstand zijn – informatie aanbieden aan hulpverleners in het veld, scheelt dat enorm. Een voorbeeld: moderne voertuigen worden steeds complexer, omdat ze op batterijen rijden of op waterstof. In geval van nood moet je maar net weten hoe je het beste zo’n auto open moet knippen. Dan kun je als hulpverlener wel een heel mooie handleiding tot je beschikking hebben; als het regent en koud is en je staat daar met een auto met slachtoffers erin of vlammen die uitslaan dan is het bijna onmogelijk om in alle rust dat document door te gaan lezen, je zit immers volop in stress. Hoe helpend is het als er iemand op afstand is die zegt: ‘Jullie staan bij een auto type zoveel? Dan moet je linksachter knippen’.”, aldus Paul.

“In een crisissituatie wil je direct horen wat je precies moet doen, zonder eerst zelf documentatie in te moeten duiken.”

Om alle datastromen bij elkaar te krijgen voor zo’n informatievoorziening, moeten allerlei verschillende partijen ook daadwerkelijk informatie gaan delen. De vraag die rijst is: ‘hoe zit het nu dan met die samenwerking?’. Je zou toch verwachten dat er al veel onderlinge communicatie is tussen hulpdiensten. Paul verklaart: “Er is zeker al veel communicatie tussen hulpdiensten, maar het kan nog beter. We zitten gelukkig in een soort overgangsfase waarin we steeds meer beschikking krijgen over digitale informatie die op meer plaatsen gelijktijdig ontsloten kan worden. Technieken laten het ook zeker toe, maar we zien wel vaak dat er een vraag heerst in ‘wat deel je dan met elkaar?’ Zo deel je uit respect of privacyoverwegingen vaak geen persoonsgegevens. Maar liever denken we niet in zulke beperkingen – gedeelde informatie kan soms net het verschil maken. Neem bijvoorbeeld de kennis of iemand vuurwapengevaarlijk is. Een brandweerman wil dat graag weten voordat hij bij een crisissituatie aankomt. Nu hoeft hij niet te weten om wie het precies gaat, of dat deze persoon bijvoorbeeld een psychische aandoening heeft, maar een melding dat er een verhoogd risico is, is uiteraard wél van belang. Dus ja: een ethisch vraagstuk is er. Maar je kunt wel manieren bedenken om informatie zodanig toepasbaar te maken, dat het wél werkt”.

“Hoe eerder je signaleert dat er mogelijk iets gebeurt, hoe eerder je tegenmaatregelen kunt treffen.”

Ook met technische oplossingen kan er een grote hoeveelheid data vrijkomen waar hulpdiensten in de praktijk veel aan hebben. Paul noemt een praktijkvoorbeeld: “Denk bijvoorbeeld aan microfoons in uitgaansgebieden die geluidsvolumes opvangen. Stel nu dat er in zo’n gebied kans op een opstootje ontstaat: de microfoons zullen meer beweging en hardere geluiden signaleren. Op basis van die informatie kun je al eerder politie die kant op sturen en hoef je dus niet af te wachten tot er iemand belt met de mededeling dat er een vechtpartij gaande is. En zo werkt het ook met actief monitoren van bijvoorbeeld natuurgebieden; wanneer sensoren kunnen ontdekken dat er mogelijk sprake is van een beginnende natuurbrand, kun je daar al veel eerder op reageren. Hoe eerder je zulke dat ontsluit, hoe eerder je tegenmaatregelen kunt treffen”.

Wat volgens Paul belangrijk is bij de ontwikkeling van een nieuwe gedeelde informatievoorziening, is het besef dat er op dit moment bij hulpdiensten ook zeker nog mensen werken die zijn opgegroeid met ‘pen en papier’ en niet ‘met tablet en smartphone’. “Je moet een informatiesysteem zo inrichten dat iedereen ermee overweg kan. En ook beseffen dat het uiteindelijk om de eindgebruiker gaat die er mee moet werken. Verplaats je dus als ontwerper in die gebruiker en zijn of haar ervaringen en behoeftes”.

Tags: Blog

Deel dit artikel

Deze website maakt gebruik van cookies
We gebruiken cookies voor de werking van deze website, om functies voor social media te bieden en om ons websiteverkeer te analyseren. Pas hieronder je voorkeuren aan en klik vervolgens op OK om akkoord te gaan met deze cookies.

Cookie settings